EEN VUILTJE WEGWERKEN

In verleden tijden kon ik mij al weken van te voren heel kinderlijk verheugen op het extra uurtje slaap bij het ingaan van de wintertijd. Doordat ik iedere avond veel te laat naar bed ging, had ik een chronisch gebrek aan slaap. Met die langere nacht zou mijn vermoeidheid als sneeuw voor de zon verdwijnen. In mijn gedachten kocht ik die laatste weken keer op keer mijn schuldgevoel af als ik weer eens niet op tijd in bed was beland. Ik verrekende dat menigmaal met het extra uur.
Het afgelopen jaar heb ik zo vaak met slapeloosheid te kampen gehad, dat in plaats van mij op dat extra uur te verheugen, ik mij zorgen maakte. Ik zag er bij voorbaat al tegen op om een uur langer in bed te moeten blijven liggen.
Helaas is gebleken dat dit volkomen terecht was. Vanmorgen was ik rond zes uur nieuwe tijd klaar wakker. Veel te vroeg om al op te staan. Ronddraaien in bed dus. Linkerzij, rechterzij, nogmaals links, maar eens even op de rug, eruit, een slokje water drinken, terug in bed. Eindelijk sloeg de kerktoren zeven, maar voor de zondag is dat nog te vroeg; ik "moest" nog een uur. Verder met draaien en woelen dus. Eindelijk was het acht uur geworden en kon ik opstaan. Dit jaar heb ik voor het eerst het extra uurtje heel bewust en wakker meegenomen, maar echt blij was ik er niet mee.
Ik kan mij helemaal vinden in de verklaring van het woord ergeren zoals dat in de Van Dale die ik nog gebruik, de derde oplage van een druk uit 1973 is beschreven. Daar staat: ergeren- tot ontstemming of verontwaardiging prikkelen. Er staat niet bij dat deze gemoedstoestanden meestal vrij vluchtig- en daardoor van een snel voorbijgaande aard zijn. Meestal komt het ook niet in het langetermijngeheugen terecht, maar in het korte termijngeheugen wil het zo nu en dan nog wel eens opduiken. Dat was vandaag bij mij ook het geval.
Maandagavond was ik vroeg genoeg om bij daglicht met Sjors nog een keer het lange rondje van vijna vier kilometer buitenom te doen. Ik kan daar zo van de stilte genieten en Sjors is gelukkig weer goed opgeknapt waardoor hij het wandelen ook weer leuk vindt. Of hij echt beter is weet ik nog niet. Dat zal moeten blijken als de medicijnen op zijn want bij controle van de dierenarts alhier is gebleken dat hij wel een pijnlijke plek in de buik heeft, maar dit terzijde. We hadden saampjes flink de pas er in op weg naar het punt waar ik Sjors altijd van zijn riem ontdoe. Alvorens dat kan gebeuren moeten we eerst een boerderij met twee honden passeren. De éne hond zit meestal vast en een ander klein k*thondje loopt vaak los. Een terriër die vaak naar Sjors toe in de aanval wil gaan. Veiligheidshalve houd ik Sjors daarom maar aangelijnd, omdat het anders op een vechtpartij uitloopt zo heeft de ervaring geleerd.
Ik hoorde de schelle stem van de boerin al van verre en ik hoopte vurig dat zij niet van voornemen was om op de fiets naar de verderop gelegen boerderij te gaan met Terrie in haar kielzog. Even nadat ik de boerderij gepasseerd was hoorde ik een tikkend geluid achter mij. Ik keek achterom. Nee, de boerin zat niet op de fiets. Ze liep en wel met behulp van twee tikkende nordic walking stokken. Terwijl ik nogmaals omkeek riep ze Terrie terug die al op weg was om de paar meter tussen haar en ons te overbruggen. Terwijl ik het fietspad opliep bedacht ik dat zij met die stokken vast niet het doodlopende zandweggetje naar de boerderij zou nemen en dat was ook niet het geval. Toen zij ook het fietspad opkwam hebben Sjors en ik maar rechtsomkeerd de weg naar huis genomen. Dit zou echt niet leuk worden met Terrie op onze hielen. Hadden ze niet even kunnen wachten tot wij een eindje vooruit waren? Zij weet toch ook dat Sjors en Terrie elkaar absoluut niet verdragen, zo vroeg ik mij af en mijn groet was dan ook verre van vriendelijk. Terwijl er ruimte genoeg is en het dan even niet krijgen is niet leuk.
Mijn ergernis werd nog mede vergroot door het in mijn oren verschrikkelijke harde geluid van die tikkende stokken.. Voor dit laatste schijnt er echter een oplossing te zijn. Ik las vandaag in de Kampioen dat Stokkenfabrikant Leki de Silent Spike Pad heeft bedacht. Deze moeten onder de stokken geplaatst worden zodat de stokken op verharde wegen geen geluid maken. En als u het niet gelooft, klik dan op www.leki.nl Daar staat te lezen dat die dingen echt voor 19,95 te koop zijn. Toen ik dit las moest ik even in mijzelf lachen. Aan die laatste ergernis kan in elk geval iets gedaan worden. Nu elkaar de ruimte nog gunnen.
Na de berichtgeving over het sterven van Jan Wolkers kwam er zo maar een stukje verleden bij mij binnengewandeld. Herinneringen die ergens ver weggezakt waren. Opeens was ik weer een meisje van zestien of zeventien jaar. Ik was toen wat aan de mollige kant; ik woog ruim 65 kilo en ik leek bij lange na niet op Twiggy, het schoonheidsideaal van de meisjes van toen. Om mooi te zijn moest je zo mager als een lat zijn, dacht ik. Ik leefde in die tijd eigenlijk in twee werelden.
Overdag, op school, ging ik met meisjes om die een jaar jonger waren dan ik. Ik was op de HBS in het eerste jaar blijven zitten en omdat ons gezin in die tijd verhuisde van Apeldoorn naar een heel klein plaatsje aan de Duitse grens in de Achterhoek moest ik opnieuw in een eerste jaar van een MULO in een naburig dorp zes kilometer verderop beginnen. Dit kostte mij nauwelijks enige inspanning en mijn medeleerlingen die een jaar jonger waren spraken mij verder niet aan. Ik was in die tijd echt niet happy.
Gelukkig kreeg ik in de loop der jaren contacten met verschillende wat oudere meisjes uit het dorp. Op de zondagmiddagen hoorde ik verhalen die meer bij mijn belangstelling pasten. Eén van de meisjes kon heel treffend vertellen over de boeken en verhalen die zij aan het lezen was en zo werd een verhaal uit het boek Gesponnen Suiker door haar uit de doeken gedaan. Zij vertelde heel beeldend hoe de vrouw door de man in de vrieskist was gestopt en later in stukjes aan de meeuwen werd opgevoerd en hoe de man op een dag geconfronteerd werd met een oog van haar, wat op de straat lag.
Toen de leraar Nederlands later in een les Jan Wolkers aanhaalde en iets over dit verhaal ter berde bracht, zat ik ijverig te knikken. Met gefronste blik vroeg hij of ik het verhaal Gevederde Vrienden gelezen had. Kennelijk trok dit zijn belangstelling, want even later, toen iedereen aan het werk was kwam hij bij me . We raakten in gesprek en ik vertelde hem dat ik dolgraag zelf het verhaal zou willen lezen. Hij bood aan dat ik het boek van hem mocht lenen, maar dat ik het dan bij dat ene verhaal moest houden. Ook was het beter dit boek maar niet aan mijn ouders te laten zien. Ik voelde mij de koning te rijk. Ik werd voor vol aangezien
Dat laatste, het aan mijn ouders vertellen, heb ik inderdaad niet gedaan. De andere verhalen heb ik denk ik wel stiekum op mijn kamertje gelezen, maar ik vond er toen niet zo veel aan. Dat kwam me wel goed uit, want ik had ze immers niet mogen lezen. Ik hoefde er dus ook geen mening over te hebben. Nu heb ik zeker wel een mening over Jan Wolkers. Voor mij is het iemand die op geheel eigen wijze aan de voortgang van de Nederlandse literatuur zijn bijdrage heeft geleverd, hoewel ik nog steeds niet, alles wat hij geschreven heeft, kan waarderen. Als mens vond ik hem wel een markante persoonlijkheid. Toch opmerkelijk om te ontdekken hoe bepaalde herinneringen aan personen vastgekleefd kunnen zitten.
Vandaag ben ik met enige hoofdpijn van huis vertrokken en weer aan het werk gegaan.
Als iedereen echt eerlijk en oprecht, positief, constructief en coöperatief te werk zou gaan, dan zou er eigenlijk niets mis kunnen gaan, zou je zo denken. Niets is minder waar. De spanning was deze morgen tijdens de vergadering over ons functioneren zo nu en dan te snijden.
Ruimte geven, ruimte nemen, zich in de ander kunnen verplaatsen, willen luisteren, associatieve gedachten in de juiste proporties kunnen hanteren; zomaar een greep uit de vaardigheden die nodig zijn om in een team met elkaar om te kunnen gaan. We willen dit allemaal, maar het is zo moeilijk.
Ik vind het heel moeilijk om eerlijk te zijn en te durven zeggen dat ik wel graag met de één wil samenwerken, maar liever niet met de ander. Ik voldoe in mijn denken dan niet aan de eis die ik mijzelf gesteld heb om inderdaad ook positief constructief en coöperatief te zijn.
Hoe eerlijk kun je zijn, hoe eerlijk mag je zijn, hoe eerlijk moet je zijn?
Vandaag ben ik zonder hoofdpijn maar met enige hoofdbrekens weer naar huis gegaan
Conclusie: Ik ben weer beter.
Ik voelde me niet echt lekker toen ik gisteravond in bed stapte. Het rare derryspelletje tijdens de uitzending van Paul de Leeuw, die ik opgenomen had en gisteravond afspeelde kon toch niet de reden zijn.
Vanmorgen bij het wakker worden werd ik nog steeds geplaagd door die nare vage misselijkheid. Na gedouchet te hebben, mij werktuigelijk in de tenniskleding gestoken te hebben, dinsdag is immers mijn speledag, en aan het ontbijt gezeten, moest ik toch echt toegeven dat ik mij niet helemaal, anders gezegd, helemaal niet jofel voelde.
Een heel zwaar hoofd waar een rare gasvulling in lijkt te zitten, waardoor oren en keel een heel opgeblazen gevoel geven, zo voelt het althans en een maag die aangeeft geen behoefte te hebben aan enige toevoeging van eten of drinken. Nee het hoeft van mij even niet en ik neem het besluit om terug te keren naar bed.
Rond elf uur heb ik mijn school verwittigd dat ik daar vanmiddag ook niet zal verschijnen. De dag is op dit moment, ruim vier uur in de middag, al grotendeels vergleden zonder dat ik ook maar even het gevoel heb gehad dat ik deelneem aan deze dag. Koorts heb ik niet, slaap des te meer. Wat mij betreft hoef ik morgen geen herhaling van deze dag. Dit is echt wat je noemt een waardeloze dag.
Dit keer viel mijn oog op een heel klein berichtje. Het stond op de voorpagina van de zaterdagkrant en het is in mijn ogen van nul of generlei waarde. Toch wil ik het er even over hebben, want je kunt er een paar kanten mee op, maar niet een goede kant. Het berichtje heeft: "Taalles voor baby's in Groningen" als kop en Stadskanaal wordt als bron vermeld. De wethouder aldaar schijnt gezegd te hebben dat een taalachterstand bij een kind van vier niet meer in te halen is. Kinderen van nul tot vier jaar krijgen daarom in negen Oost-Groningse gemeenten extra taalles, omdat de taalontwikkeling van kinderen daar achterloopt. Het eerste is waar; een achterstand is moeilijk in te halen, het tweede deel van de tweede bewering is nog maar de vraag.
Ik word altijd wat lacherig van dit soort berichtjes. Ik vraag me bij zoiets af waarom dit zo nodig in de krant terecht moet komen. Wat wil men daar mee bereiken? De Oost-Groningers kwalificeren als een ietwat achtergebleven en relatief domme bevolking? Of het beeld van de "stugge Groningers" bevestigen en aantonen dat het bovendien mensen van weinig woorden zijn?
Al ben ik geen Groninger, ik maak mij als import Fries wel boos over dit soort berichtjes. Het werkt stigmatiserend en het zou ook voor Friesland kunnen gelden. Ik kan mij nauwelijks voorstellen dat wethouder Jan-Willem van der Kolk uit Stadskanaal hier een diepgaand onderzoek naar gedaan heeft. Het mag bekend zijn dat in het westen van ons land het spreektempo wat hoger ligt. Misschien zullen er ook wat meer woorden gebruikt worden als er iets verteld wordt, maar om dan heel generaliserend van een taalachterstand in Oost-Groningen te spreken zonder te vermelden waar deze conclusie op gebaseerd is, gaat mij toch wel een heel groot beetje te ver. In plaats van kinderen van nul tot vier jaar extra taallessen te geven zou ik willen voorstellen om deze mijnheer een cursus in genuanceerd denken aan te bieden.
Op de dagen dat ik 's morgens niet direct een vergadering of een afspraak heb, wil ik de "Spits" nog wel eens pakken en meenemen naar mijn kantoor. Sinds een jaar wordt onze school elke dag in ruime mate van deze gratis krant voorzien. Toen ik tien jaar geleden met een uitwisselingsprogramma in Zweden was, vond ik die gratis kranten heel bijzonder, nu is het bij ons ook al weer gewoon.
Terwijl ik de trap opliep las ik de kop : Hufters Aanpakken. Ik hoopte, dat de telefoon niet direct zou gaan, zodat ik even tijd had om het artikeltje te kunnen lezen want.....
Dit was de gekheid ten top. Het was mij de laatste weken opgevallen dat P. te pas en, vaak in mijn ogen, te onpas het woord hufter in zijn mond nam. Ik heb niets met dat woord. Het klinkt mij te grof in de oren en ik had er dan ook al een paar maal een opmerking over gemaakt, omdat ik de term niet passend vond. Zo vond P. dat Sjors de hond een hufter was, maar Sjors is niet grof, niet vals en ook niet gemeen en ook de radiopresentator kwam mijns inziens niet voor deze titel in aanmerking. Ik had hem dan ook vriendelijk gevraagd om eens na te denken over een ander stopwoord, omdat ik dit woord toch echt niet kon waarderen.
En dan nu dit. Met grote letters op de voorpagina. Dan heb je toch ook geen been (of is het poot?) meer om op te staan? Maar ik blijf er bij dat ik het niet een prettig woord vind, net zo min als het synoniem schoft. Ik wil het liever gewoon bij "naarling" houden, behalve als ik heeeeeeeeeeeeeel kwaad ben. Dan ga ook ik toch over tot dit soort "lelijke" woorden.
Omdat ik al jaren op het platte land woon, heb ik echt oog gekregen voor wat zich hier afspeelt. Zo kon ik het vorige week in alle oprechtheid met mijn schoonmoeder over de verandering van het landschap hebben. Vele jaren waren, in deze begintijd van de herfst, de modderige wegen tengevolge van de suikerbietenoogst het onderwerp van gesprek. De suikerbieten werden begin oktober van het land gehaald en op een aantal aangewezen plaatsen verzameld. 's Nachts werden de bieten door grote zware vrachtwagens naar Groningen vervoerd.
Ik zie de laatste jaren bijna geen bietenvelden meer. Wanneer dit gestopt is weet ik niet precies. Wel weet ik dat jaar na jaar er steeds meer maïsvelden bijgekomen zijn en dat deze velden steeds meer het uitzicht zijn gaan belemmeren. Daar had ik het dus met mijn schoonmoeder over. Het uitzicht bij hun vroegere huis, wat ze zelf hebben laten bouwen en waar ze ruim veertig jaar gewoond hebben, is door de teelt van maïs, 's zomers, goeddeels verdwenen. Waarom er momenteel zoveel maïs verbouwd wordt heeft niemand mij nog echt goed kunnen uitleggen.
Al een aantal jaren heb ik geconstateerd, dat men, door de extreme nattigheid, de grootste moeite heeft, om de maïs van het land te krijgen. Dit jaar is het al niet anders. En nu is de maïs nog ziek ook. Schimmel en ziekte maken de maïs onbruikbaar. Ik hoop, en mijn schoonmoeder met mij, dat dit één van de laatste jaren is dat er op zo'n grote schaal maïs verbouwd wordt. Het past volgens ons niet in dit landschap.
Echter, de volgende nieuwe modegril op landbouwgebied schijnt er al weer aan te komen: er zal meer graan verbouwd gaan worden. De prijzen voor graan zijn meer dan verdubbeld, van 110 euro naar 250 euro. De vraag naar met name tarwe is flink gestegen. Niet dat dit graan verwerkt zal gaan worden in ons dagelijkse brood, nee tarwe doet het uitstekend als energieopwekker in vergistinginstallaties. De reikwijdte van deze laatste zin kan ik niet helemaal vatten, maar het schijnt verband te houden met het produceren van kunstmest.
Ik ga niet meer aan mijn schoonmoeder uitleggen dat de maïsteelt waarschijnlijk de langste tijd geduurd heeft en dat er graan voor in de plaats zal komen. Dat vind ik te moeilijk. Bovendien zal zij de verandering van het landschap waarschijnlijk niet meer meemaken. Zelf weet ik nu iets van het hoe en waarom, als ik over enkele jaren her en der velden met wuivend graan zie staan. Ik vind het jammer, ik ben echt op de groene weilanden gesteld geraakt. Misschien wel, omdat ik dacht, dat dat bij het noordfriese landschap hoorde...