Dit is een athcysteis. Die had ik dus, want een verstopte en ontstoken talgklier wordt weggehaald, waar die dan ook zit, in mijn geval in de rechterlies. Ik had al wel een paar maanden een vreemd zwart plekje gezien, maar naar mijn idee was dat niet verontrustend. Tot afgelopen vrijdagmiddag. Toen begon er een branderig gevoel te ontstaan en ook voelde ik bij tijd en wijle wat steken. Zaterdag en zondag werd het beslist niet minder. Maandagmorgen heb ik de huisarts gebeld om een afspraak te maken. Ik had gedacht dat dit wel in de loop van de week zou worden maar tot mijn grote verbazing kon ik diezelfde dag om negen uur komen. Na het aanschouwen van het ongerief werden de mouwen door de arts opgestroopt om dit "vuiltje" onmiddellijk weg te werken. Toen het klaar was en ik met een paar hechtingen de deur uit zou stappen liet hij mij weten dit een leuke klus gevonden te hebben. Hij had nu eens iemand heel daadwerkelijk en direct geholpen, in zijn ogen vergelijkbaar met het werk van een tandarts. Later op de dag moest ik toegeven dat er inderdaad overeenkomsten waren. Toen de verdoving was uitgewerkt kreeg ik behoorlijk last van napijn. Ik heb mijzelf maar een vrije middag gegeven en ben lekker languit op de bank gaan liggen lezen. Vannacht heb ik weinig last gehad, maar tennissen zit er nog even niet in. Vanmiddag ga ik gewoon weer werken.
In verleden tijden kon ik mij al weken van te voren heel kinderlijk verheugen op het extra uurtje slaap bij het ingaan van de wintertijd. Doordat ik iedere avond veel te laat naar bed ging, had ik een chronisch gebrek aan slaap. Met die langere nacht zou mijn vermoeidheid als sneeuw voor de zon verdwijnen. In mijn gedachten kocht ik die laatste weken keer op keer mijn schuldgevoel af als ik weer eens niet op tijd in bed was beland. Ik verrekende dat menigmaal met het extra uur.
Het afgelopen jaar heb ik zo vaak met slapeloosheid te kampen gehad, dat in plaats van mij op dat extra uur te verheugen, ik mij zorgen maakte. Ik zag er bij voorbaat al tegen op om een uur langer in bed te moeten blijven liggen.
Helaas is gebleken dat dit volkomen terecht was. Vanmorgen was ik rond zes uur nieuwe tijd klaar wakker. Veel te vroeg om al op te staan. Ronddraaien in bed dus. Linkerzij, rechterzij, nogmaals links, maar eens even op de rug, eruit, een slokje water drinken, terug in bed. Eindelijk sloeg de kerktoren zeven, maar voor de zondag is dat nog te vroeg; ik "moest" nog een uur. Verder met draaien en woelen dus. Eindelijk was het acht uur geworden en kon ik opstaan. Dit jaar heb ik voor het eerst het extra uurtje heel bewust en wakker meegenomen, maar echt blij was ik er niet mee.
Hebt u het boek wat de openbare bibliotheek dit jaar cadeau doet al in huis? Ik wel en ik ga het ook zeker lezen. ik moet bekennen dat ik het cadeauboek van vorig jaar (nog) niet gelezen heb, maar ik wil dat nog wel eens gaan doen. Het laatste boek wat ik gelezen heb is dus Aprilheks. Het boeide me terwijl ik het hier en daar toch ook wel langdradig vond. Na het eerste hoofdstuk had ik een iets indringender verhaal verwacht. Ik vond het namelijk heel boeiend om de vertolking van de gedachten van een zwaar lichamelijk gehandicapte vrouw, die door verdergaande verlamming ook niet meer praten kan, te lezen. Natuurlijk heeft ook dan iemand, ondanks de totale afhankelijkheid, wel een voorkeur door wie ze wel of niet graag geholpen wordt en dat wordt prachtig weergegeven. Het thema van het boek zet wel aan tot denken. Geen acceptatie van een zwaar gehandicapt kind en wel opoffering voor drie pleegkinderen. De truc die de schrijfster gebruikt om de gehandicapte vrouw zich te laten verplaatsen door min of meer bezit te nemen van vogels en deze sturing te geven had ik ooit zelf ook al eens bedacht, maar het leek mij toen zelf wat absurd overkomen. Het kan dus wel. De titel van het boek is voor mij tot na het uitzlezen onduidelijk gebleven. Nadat ik de verklaring van het woord benandanti had gelezen werd mij dat ook duidelijk. Mede hierdoor kwam ik op een aardige pagina over hekserij terecht. Daar ga ik zeker nog eens heen. Een mooie uitspraak uit het boek die mij raakte is: "Wie niet voldoende verdrietig mag zijn, wordt getroffen door verbittering"
Ik kan mij helemaal vinden in de verklaring van het woord ergeren zoals dat in de Van Dale die ik nog gebruik, de derde oplage van een druk uit 1973 is beschreven. Daar staat: ergeren- tot ontstemming of verontwaardiging prikkelen. Er staat niet bij dat deze gemoedstoestanden meestal vrij vluchtig- en daardoor van een snel voorbijgaande aard zijn. Meestal komt het ook niet in het langetermijngeheugen terecht, maar in het korte termijngeheugen wil het zo nu en dan nog wel eens opduiken. Dat was vandaag bij mij ook het geval.
Maandagavond was ik vroeg genoeg om bij daglicht met Sjors nog een keer het lange rondje van vijna vier kilometer buitenom te doen. Ik kan daar zo van de stilte genieten en Sjors is gelukkig weer goed opgeknapt waardoor hij het wandelen ook weer leuk vindt. Of hij echt beter is weet ik nog niet. Dat zal moeten blijken als de medicijnen op zijn want bij controle van de dierenarts alhier is gebleken dat hij wel een pijnlijke plek in de buik heeft, maar dit terzijde. We hadden saampjes flink de pas er in op weg naar het punt waar ik Sjors altijd van zijn riem ontdoe. Alvorens dat kan gebeuren moeten we eerst een boerderij met twee honden passeren. De éne hond zit meestal vast en een ander klein k*thondje loopt vaak los. Een terriër die vaak naar Sjors toe in de aanval wil gaan. Veiligheidshalve houd ik Sjors daarom maar aangelijnd, omdat het anders op een vechtpartij uitloopt zo heeft de ervaring geleerd.
Ik hoorde de schelle stem van de boerin al van verre en ik hoopte vurig dat zij niet van voornemen was om op de fiets naar de verderop gelegen boerderij te gaan met Terrie in haar kielzog. Even nadat ik de boerderij gepasseerd was hoorde ik een tikkend geluid achter mij. Ik keek achterom. Nee, de boerin zat niet op de fiets. Ze liep en wel met behulp van twee tikkende nordic walking stokken. Terwijl ik nogmaals omkeek riep ze Terrie terug die al op weg was om de paar meter tussen haar en ons te overbruggen. Terwijl ik het fietspad opliep bedacht ik dat zij met die stokken vast niet het doodlopende zandweggetje naar de boerderij zou nemen en dat was ook niet het geval. Toen zij ook het fietspad opkwam hebben Sjors en ik maar rechtsomkeerd de weg naar huis genomen. Dit zou echt niet leuk worden met Terrie op onze hielen. Hadden ze niet even kunnen wachten tot wij een eindje vooruit waren? Zij weet toch ook dat Sjors en Terrie elkaar absoluut niet verdragen, zo vroeg ik mij af en mijn groet was dan ook verre van vriendelijk. Terwijl er ruimte genoeg is en het dan even niet krijgen is niet leuk.
Mijn ergernis werd nog mede vergroot door het in mijn oren verschrikkelijke harde geluid van die tikkende stokken.. Voor dit laatste schijnt er echter een oplossing te zijn. Ik las vandaag in de Kampioen dat Stokkenfabrikant Leki de Silent Spike Pad heeft bedacht. Deze moeten onder de stokken geplaatst worden zodat de stokken op verharde wegen geen geluid maken. En als u het niet gelooft, klik dan op www.leki.nl Daar staat te lezen dat die dingen echt voor 19,95 te koop zijn. Toen ik dit las moest ik even in mijzelf lachen. Aan die laatste ergernis kan in elk geval iets gedaan worden. Nu elkaar de ruimte nog gunnen.
Na de berichtgeving over het sterven van Jan Wolkers kwam er zo maar een stukje verleden bij mij binnengewandeld. Herinneringen die ergens ver weggezakt waren. Opeens was ik weer een meisje van zestien of zeventien jaar. Ik was toen wat aan de mollige kant; ik woog ruim 65 kilo en ik leek bij lange na niet op Twiggy, het schoonheidsideaal van de meisjes van toen. Om mooi te zijn moest je zo mager als een lat zijn, dacht ik. Ik leefde in die tijd eigenlijk in twee werelden.
Overdag, op school, ging ik met meisjes om die een jaar jonger waren dan ik. Ik was op de HBS in het eerste jaar blijven zitten en omdat ons gezin in die tijd verhuisde van Apeldoorn naar een heel klein plaatsje aan de Duitse grens in de Achterhoek moest ik opnieuw in een eerste jaar van een MULO in een naburig dorp zes kilometer verderop beginnen. Dit kostte mij nauwelijks enige inspanning en mijn medeleerlingen die een jaar jonger waren spraken mij verder niet aan. Ik was in die tijd echt niet happy.
Gelukkig kreeg ik in de loop der jaren contacten met verschillende wat oudere meisjes uit het dorp. Op de zondagmiddagen hoorde ik verhalen die meer bij mijn belangstelling pasten. Eén van de meisjes kon heel treffend vertellen over de boeken en verhalen die zij aan het lezen was en zo werd een verhaal uit het boek Gesponnen Suiker door haar uit de doeken gedaan. Zij vertelde heel beeldend hoe de vrouw door de man in de vrieskist was gestopt en later in stukjes aan de meeuwen werd opgevoerd en hoe de man op een dag geconfronteerd werd met een oog van haar, wat op de straat lag.
Toen de leraar Nederlands later in een les Jan Wolkers aanhaalde en iets over dit verhaal ter berde bracht, zat ik ijverig te knikken. Met gefronste blik vroeg hij of ik het verhaal Gevederde Vrienden gelezen had. Kennelijk trok dit zijn belangstelling, want even later, toen iedereen aan het werk was kwam hij bij me . We raakten in gesprek en ik vertelde hem dat ik dolgraag zelf het verhaal zou willen lezen. Hij bood aan dat ik het boek van hem mocht lenen, maar dat ik het dan bij dat ene verhaal moest houden. Ook was het beter dit boek maar niet aan mijn ouders te laten zien. Ik voelde mij de koning te rijk. Ik werd voor vol aangezien
Dat laatste, het aan mijn ouders vertellen, heb ik inderdaad niet gedaan. De andere verhalen heb ik denk ik wel stiekum op mijn kamertje gelezen, maar ik vond er toen niet zo veel aan. Dat kwam me wel goed uit, want ik had ze immers niet mogen lezen. Ik hoefde er dus ook geen mening over te hebben. Nu heb ik zeker wel een mening over Jan Wolkers. Voor mij is het iemand die op geheel eigen wijze aan de voortgang van de Nederlandse literatuur zijn bijdrage heeft geleverd, hoewel ik nog steeds niet, alles wat hij geschreven heeft, kan waarderen. Als mens vond ik hem wel een markante persoonlijkheid. Toch opmerkelijk om te ontdekken hoe bepaalde herinneringen aan personen vastgekleefd kunnen zitten.
Het is weer voorbij, de vakantie, maar voor ik weer tot de orde van alledag overga, plaats ik eerst nog wat kiekjes van de afgelopen week. Naast de vele gele, groene en soms ook bruine blaadjes heb ik ook heel veel andere dingen gezien. Bijvoorbeeld deze varkens. Zij verblijven op een traditioneel gehouden varkensfokkerij. Ik heb met verbazing gekeken hoe fijn varkens het vinden om zich lekker in de modder te kunnen wentelen. Toch kan ik mij goed voorstellen dat de carbonades, de bacon en de fricandeau waarschijnlijk lekkerder smaken dan het vlees van die gestresste varkens. Deze varkens leiden zo te zien een vredig bestaan. Deze boom communiceert: Ik ben dood! Mijn advies: Laten staan, want het is een plaatje. Binnenkort wil ik hem gaan tekenen. Maandag waren we weer op pad om een mooie wandeltocht te maken, maar na een paar kilometer wist ik bijna zeker dat Sjors ziek was. Hij liep zo verschrikkelijk achter ons aan te sjokken met zijn staart tussen zijn poten. Zo zielig en zo anders dan anders. We zijn gestopt, en terwijl P. de auto haalde en ik met hem zat te wachten leek hij met zijn trouwe ogen te zeggen: Gelukkig begrijp je mij, want ik kan echt niet meer. We zijn naar de dierenarts gegaan en ja, Sjors was echt ziek. Hij had hele hoge koorts, meer dan 40 graden. Hij heeft twee spuiten gekregen en verder een penicilinekuur van tien dagen. Wandelen ging niet meer dus hebben wij onze plannen gewijzigd. Het was een klein stukje rijden naar Durbuy en daar hebben we de auto in de schaduw geparkeerd. Sjors kon daar lekker in de auto slapen en wij hebben het kleinste stadje in de wereld, zoals de Belgen zelf in de folders schrijven, even bekeken. Of het echt het kleinste stadje is weet ik niet, maar het was wel grappig om er even door heen te lopen. Het deed me een heel klein beetje denken aan Bronkhorst, alhoewel, dit stadje was wel heel erg vercommercialiseerd. Het bestaat eigenlijk alleen maar uit terrassen en restaurants. De volgende dag was Sjors wel iets opgeknapt, maar echt wandelen zat er niet in. We zijn naar Namen gegaan. Dit is een prachtige stad en alleszins de moeite van het bekijken waard. Dit hebben we in stukjes gedaan, want elk uur gingen we even naar onze patient kijken die lekker rustig in de auto lag te slapen. De medicijnen zijn goed aangeslagen en nu we weer thuis zijn lijkt het of er niets meer met het baasje aan de hand is. Hij is weer net zo vrolijk als altijd. Gelukkig maar, want gezien zijn leeftijd, hij is al twaalf jaar, heb ik mij best zorgen gemaakt. Ik vond Namen mooi, maar door de omstandigheden had ik toch enige reserves.
Een zondag om te zoenen. Een prachtige dag in de Ardennen tijdens de herfstvakantie, halverwege oktober. Het weer is schitterend en geeft alles wat
de herfst aan verrukking kan geven. Een zon, die â??s morgens niet al te vroeg
is, omdat ze eerst over de heuvels en de toppen van de bomen moet zien te
komen, maar als haar dat dan gelukt is, ons geeft wat wij wensen. Zij laat
door haar warme stralen ons opnieuw doen gloeien. De vorst van de vroege
ochtend, waardoor het ontwaken met een lichte huivering gepaard gaat, is
daarmee snel weer vergeten en heeft bijna iets lachwekkends. Hoezo koud?
De strakblauwe lucht belooft voor zoâ??n dag gouden bergen. De dagen worden
weliswaar korter, maar de middagen kunnen van een weergaloze kwaliteit
zijn.
Rond elf uur zijn we vertrokken voor een tocht van bijna twintig kilometer en
om twee uur hebben we ruim de helft van de wandeling erop zitten. Tijd voor
een rust. We schijnen over één van de mooiste weggetjes in de Ardennen te
hebben gelopen. Het scala van de vele kleuren geel, groen, oranje en bruin is
één groot schouwspel. Wat verstild zit ik tijdens de lunch stilletjes om mij
heen te kijken. De herfst met al die verschillende kleuren kan zo indrukwekkend zijn. Toch roept herfst ook altijd iets beschouwends bij mij op. Herfst, de zomer is
geweest, het jaar is dan voor een groot deel al weer voorbij. Dat brengt mij bij
het leven. Mijn leven. Herfst kan dus heel mooi zijn. Prachtig. Even intens
als het ontluikende voorjaar. In het licht van de seizoenen gezien beschouw
ik jong zijn als mooi en veelbelovend. Maar als ik ouder worden met de herfst
vergelijk hoeft dat zeker niet minder mooi te zijn; ook dat kan met een
geweldige schoonheid gepaard gaan.
â??Zijn wij nu met de late zomer in ons leven bezig, of met de vroege herfst?â? P.
kijkt mij aan en vraagt hoe ik aan deze deprimerende gedachte kom. Ik zie
zijn blik en ik schiet in de lach. Niet zo maar, nee het is een hele bevrijdende
lach. Ik moet lachen tot ik er buikpijn van heb. Voor mij zijn deze gedachten
helemaal niet deprimerend, maar juist een getuigenis van de schoonheid van
het leven. De blik van P. zegt mij genoeg. Ik schijn weer even op een voor
anderen wat vreemd spoor bezig te zijn, maar het is wel mijn spoor.
Eindelijk, na al een behoorlijk deel van mijn leven kan ik en durf ik nu
mijzelf te zijn.
Wat heet beter! De hoofdbrekens uit het vorige blogje en de naweeën van het boek Moederziel van Judith Lennox hebben mij een volledige nacht slaap gekost. Was ik niet met één of ander teamlid bezig, dan was ik wel bezig met mijn moedergevoelens. Mij ontspannen ter ruste leggen om de slaap te vatten was deze nacht voor mij niet weggelegd. Ik was als een gespannen veer met rondtollende gedachten en wat ik ook deed, ik kon er geen verandering in brengen. Na dat ik de kerktoren nog vijf uur heb horen slaan ben ik eindelijk in slaap gevallen. Bij het opstaan herzag ik mijn plannen voor vandaag, ik wilde de vergadering aan mij voorbij laten gaan en rond elf uur de lessen gaan geven die gepland stonden. Alleen in de loop van de ochtend merkte ik dat ik incontinent van tranen was geworden. Ik kon niet meer ophouden met huilen. Ik heb mij vandaag maar opnieuw ziek gemeld. Het is gewoon even op. Tijd om afstand te nemen. Dat ga ik ook letterlijk doen. Ik ga een paar dagen blaadjes tellen in de Ardennen.
Vandaag ben ik met enige hoofdpijn van huis vertrokken en weer aan het werk gegaan.
Als iedereen echt eerlijk en oprecht, positief, constructief en coöperatief te werk zou gaan, dan zou er eigenlijk niets mis kunnen gaan, zou je zo denken. Niets is minder waar. De spanning was deze morgen tijdens de vergadering over ons functioneren zo nu en dan te snijden.
Ruimte geven, ruimte nemen, zich in de ander kunnen verplaatsen, willen luisteren, associatieve gedachten in de juiste proporties kunnen hanteren; zomaar een greep uit de vaardigheden die nodig zijn om in een team met elkaar om te kunnen gaan. We willen dit allemaal, maar het is zo moeilijk.
Ik vind het heel moeilijk om eerlijk te zijn en te durven zeggen dat ik wel graag met de één wil samenwerken, maar liever niet met de ander. Ik voldoe in mijn denken dan niet aan de eis die ik mijzelf gesteld heb om inderdaad ook positief constructief en coöperatief te zijn.
Hoe eerlijk kun je zijn, hoe eerlijk mag je zijn, hoe eerlijk moet je zijn?
Vandaag ben ik zonder hoofdpijn maar met enige hoofdbrekens weer naar huis gegaan
Conclusie: Ik ben weer beter.
Ik voelde me niet echt lekker toen ik gisteravond in bed stapte. Het rare derryspelletje tijdens de uitzending van Paul de Leeuw, die ik opgenomen had en gisteravond afspeelde kon toch niet de reden zijn.
Vanmorgen bij het wakker worden werd ik nog steeds geplaagd door die nare vage misselijkheid. Na gedouchet te hebben, mij werktuigelijk in de tenniskleding gestoken te hebben, dinsdag is immers mijn speledag, en aan het ontbijt gezeten, moest ik toch echt toegeven dat ik mij niet helemaal, anders gezegd, helemaal niet jofel voelde.
Een heel zwaar hoofd waar een rare gasvulling in lijkt te zitten, waardoor oren en keel een heel opgeblazen gevoel geven, zo voelt het althans en een maag die aangeeft geen behoefte te hebben aan enige toevoeging van eten of drinken. Nee het hoeft van mij even niet en ik neem het besluit om terug te keren naar bed.
Rond elf uur heb ik mijn school verwittigd dat ik daar vanmiddag ook niet zal verschijnen. De dag is op dit moment, ruim vier uur in de middag, al grotendeels vergleden zonder dat ik ook maar even het gevoel heb gehad dat ik deelneem aan deze dag. Koorts heb ik niet, slaap des te meer. Wat mij betreft hoef ik morgen geen herhaling van deze dag. Dit is echt wat je noemt een waardeloze dag.
Dit keer viel mijn oog op een heel klein berichtje. Het stond op de voorpagina van de zaterdagkrant en het is in mijn ogen van nul of generlei waarde. Toch wil ik het er even over hebben, want je kunt er een paar kanten mee op, maar niet een goede kant. Het berichtje heeft: "Taalles voor baby's in Groningen" als kop en Stadskanaal wordt als bron vermeld. De wethouder aldaar schijnt gezegd te hebben dat een taalachterstand bij een kind van vier niet meer in te halen is. Kinderen van nul tot vier jaar krijgen daarom in negen Oost-Groningse gemeenten extra taalles, omdat de taalontwikkeling van kinderen daar achterloopt. Het eerste is waar; een achterstand is moeilijk in te halen, het tweede deel van de tweede bewering is nog maar de vraag.
Ik word altijd wat lacherig van dit soort berichtjes. Ik vraag me bij zoiets af waarom dit zo nodig in de krant terecht moet komen. Wat wil men daar mee bereiken? De Oost-Groningers kwalificeren als een ietwat achtergebleven en relatief domme bevolking? Of het beeld van de "stugge Groningers" bevestigen en aantonen dat het bovendien mensen van weinig woorden zijn?
Al ben ik geen Groninger, ik maak mij als import Fries wel boos over dit soort berichtjes. Het werkt stigmatiserend en het zou ook voor Friesland kunnen gelden. Ik kan mij nauwelijks voorstellen dat wethouder Jan-Willem van der Kolk uit Stadskanaal hier een diepgaand onderzoek naar gedaan heeft. Het mag bekend zijn dat in het westen van ons land het spreektempo wat hoger ligt. Misschien zullen er ook wat meer woorden gebruikt worden als er iets verteld wordt, maar om dan heel generaliserend van een taalachterstand in Oost-Groningen te spreken zonder te vermelden waar deze conclusie op gebaseerd is, gaat mij toch wel een heel groot beetje te ver. In plaats van kinderen van nul tot vier jaar extra taallessen te geven zou ik willen voorstellen om deze mijnheer een cursus in genuanceerd denken aan te bieden.
Op de dagen dat ik 's morgens niet direct een vergadering of een afspraak heb, wil ik de "Spits" nog wel eens pakken en meenemen naar mijn kantoor. Sinds een jaar wordt onze school elke dag in ruime mate van deze gratis krant voorzien. Toen ik tien jaar geleden met een uitwisselingsprogramma in Zweden was, vond ik die gratis kranten heel bijzonder, nu is het bij ons ook al weer gewoon.
Terwijl ik de trap opliep las ik de kop : Hufters Aanpakken. Ik hoopte, dat de telefoon niet direct zou gaan, zodat ik even tijd had om het artikeltje te kunnen lezen want.....
Dit was de gekheid ten top. Het was mij de laatste weken opgevallen dat P. te pas en, vaak in mijn ogen, te onpas het woord hufter in zijn mond nam. Ik heb niets met dat woord. Het klinkt mij te grof in de oren en ik had er dan ook al een paar maal een opmerking over gemaakt, omdat ik de term niet passend vond. Zo vond P. dat Sjors de hond een hufter was, maar Sjors is niet grof, niet vals en ook niet gemeen en ook de radiopresentator kwam mijns inziens niet voor deze titel in aanmerking. Ik had hem dan ook vriendelijk gevraagd om eens na te denken over een ander stopwoord, omdat ik dit woord toch echt niet kon waarderen.
En dan nu dit. Met grote letters op de voorpagina. Dan heb je toch ook geen been (of is het poot?) meer om op te staan? Maar ik blijf er bij dat ik het niet een prettig woord vind, net zo min als het synoniem schoft. Ik wil het liever gewoon bij "naarling" houden, behalve als ik heeeeeeeeeeeeeel kwaad ben. Dan ga ook ik toch over tot dit soort "lelijke" woorden.
Omdat ik al jaren op het platte land woon, heb ik echt oog gekregen voor wat zich hier afspeelt. Zo kon ik het vorige week in alle oprechtheid met mijn schoonmoeder over de verandering van het landschap hebben. Vele jaren waren, in deze begintijd van de herfst, de modderige wegen tengevolge van de suikerbietenoogst het onderwerp van gesprek. De suikerbieten werden begin oktober van het land gehaald en op een aantal aangewezen plaatsen verzameld. 's Nachts werden de bieten door grote zware vrachtwagens naar Groningen vervoerd.
Ik zie de laatste jaren bijna geen bietenvelden meer. Wanneer dit gestopt is weet ik niet precies. Wel weet ik dat jaar na jaar er steeds meer maïsvelden bijgekomen zijn en dat deze velden steeds meer het uitzicht zijn gaan belemmeren. Daar had ik het dus met mijn schoonmoeder over. Het uitzicht bij hun vroegere huis, wat ze zelf hebben laten bouwen en waar ze ruim veertig jaar gewoond hebben, is door de teelt van maïs, 's zomers, goeddeels verdwenen. Waarom er momenteel zoveel maïs verbouwd wordt heeft niemand mij nog echt goed kunnen uitleggen.
Al een aantal jaren heb ik geconstateerd, dat men, door de extreme nattigheid, de grootste moeite heeft, om de maïs van het land te krijgen. Dit jaar is het al niet anders. En nu is de maïs nog ziek ook. Schimmel en ziekte maken de maïs onbruikbaar. Ik hoop, en mijn schoonmoeder met mij, dat dit één van de laatste jaren is dat er op zo'n grote schaal maïs verbouwd wordt. Het past volgens ons niet in dit landschap.
Echter, de volgende nieuwe modegril op landbouwgebied schijnt er al weer aan te komen: er zal meer graan verbouwd gaan worden. De prijzen voor graan zijn meer dan verdubbeld, van 110 euro naar 250 euro. De vraag naar met name tarwe is flink gestegen. Niet dat dit graan verwerkt zal gaan worden in ons dagelijkse brood, nee tarwe doet het uitstekend als energieopwekker in vergistinginstallaties. De reikwijdte van deze laatste zin kan ik niet helemaal vatten, maar het schijnt verband te houden met het produceren van kunstmest.
Ik ga niet meer aan mijn schoonmoeder uitleggen dat de maïsteelt waarschijnlijk de langste tijd geduurd heeft en dat er graan voor in de plaats zal komen. Dat vind ik te moeilijk. Bovendien zal zij de verandering van het landschap waarschijnlijk niet meer meemaken. Zelf weet ik nu iets van het hoe en waarom, als ik over enkele jaren her en der velden met wuivend graan zie staan. Ik vind het jammer, ik ben echt op de groene weilanden gesteld geraakt. Misschien wel, omdat ik dacht, dat dat bij het noordfriese landschap hoorde...
|
|