Na het lezen van het artikel in de krant zou ik het inderdaad heel logisch hebben kunnen vinden, als Beatrix, de koningin, inderdaad vandaag, op haar verjaardag, bekend had gemaakt dat ze van voornemens is om in dit jaar af te treden. Wat zou haar bezielen om nog steeds door te willen gaan. Zou het de angst zijn voor het onbekende, geen koningin meer te hoeven zijn en ook niet met zoiets bezig te hoeven zijn met wat nog in de toekomst verschiet ligt zoals in haar jeugd het geval was. Of zou het de eigenzinnigheid zijn, de mens eigen om toch uniek te willen zijn en wat dit betreft zeer beslist niet in de voetsporen van haar moeder te willen treden?
Als het dit laatste is, kan ik er wel enige waardering voor opbrengen. Dochters willen vaak niet als een jongere copie van hun moeder gezien worden. Of spreek ik nu te veel voor mijzelf? Ik vond het al vanaf mijn kind zijn heel vervelend als ik met mijn moeder vergeleken werd. Waarom weet ik niet precies, want zeker als kind hield ik heel veel van mijn moeder. Maar wat haatte ik de uitspraak: Precies haar moeder.
En nu, als oma zijnde, veroorloof ik mij opeens dergelijke uitspraken wel richting mijn schattige kleinkind. Met heel veel tots kan ik heel stellig beweren dat ze precies haar moeder is. Ik herken heel veel dingen zoals het op de tenen lopen, het vele babbelen, het lekker kunnen spelen..... Nu vindt ze het nog niet erg, maar ik weet bijna zeker dat er ooit een dag zal komen dat ze er zich op zal voorstaan dat ze Rixte is en dat ze heel anders is dan haar moeder. Dat ze om te beginnen niet dezelfde kleur ogen als haar moeder heeft. En dat ik zal moeten toegeven, ja kind, jij bent jij, een eigen eing uniek mens.
En dat geldt ook voor Trix. Het zou voor mij toch niet zo logisch zijn geweest als ze nu haar plannen voor het aftreden had ontvouwd. In mijn optiek moet ze het lekker even helemaal zelf bepalen. Ze regeert ons land tenslotte niet. Als zij vindt dat ze de taken, die bij haar rol passen, nog naar behoren kan uitvoeren, dan moet dat kunnen. Wanneer dit één van de weinige grote keuzes is die zij in haar leven geheel zelfstandig mag en kan nemen, geniet ze misschien wel met volle teugen om dit moment nog lekker even uit te stellen en daarom zal ze zeker niet het voorbeeld van haar moeder volgen.
de dictatuur van het zwijgen
als er niets gezegd wordt
kunnen we ook
geen woorden krijgen
wordt ruzie vermeden
de strijd niet gestreden
maar echte vrede is er niet
want wat ik blijf horen
is een stil verdriet
hannah, januari 2009
Echt veel tv kijken doe ik niet, maar er zijn een aantal programma's die ik leuk vind om te zien. De reünie van de KRO is zo'n programma. Vooral het onderdeel waarin het leven van één van die klasgenoten wat uitvergroot wordt mag ik graag zien. Het biedt een kijkje achter de schermen van een gewoon leven wat vaak op een andere manier niet toegankelijk is. De deelnemers zijn meestal openhartig en ontwapenend.
Niet iedereen komt aan bod en soms komt er iemand helemaal niet aan het woord. Gisteravond vertelde iemand directeur van een detacheringsbureau te zijn. Hij doet goede zaken, zo goed dus, waardoor het mogelijk is dat hij het zich kan permitteren dat zijn medewerkers op zijn kosten vier uur per week vrijwilligerswerk kunnen verrichten. Mooi, heel mooi, maar zo vraag ik mij af, hoe kan het dat er zoveel winst gemaakt kan worden.
Vlak bij waar ik woon is er ook een Detacheringsbureau Overheid non-profit Gemeente Sociale Zaken. Ik heb gezien hoe het bedrijf gestart is. Met een paar mensen en een receptioniste. Nu staat de eigenaar op nummer 383 van de Quotelijst. Gemeenten moeten dus wel gigantische bedragen aan deze bedrijven betalen. Dat brengt mij de vraag: waarom kunnen gemeenten dit werk zelf niet organiseren. Ik zal wel dom zijn, maar ik blijf maar over deze vraag nadenken. Wat is, zo vraag ik mij af, de meerwaarde van zo'n detacheringsbureau. Waarom kunnen gemeentes zelf niet kundige mensen voor bijvoorbeeld het bijstandmaatschappelijk werk en de uitvoering van de WMO in dienst nemen. Wat kan een detacheringsbureau wel wat een gemeente niet zelf kan organiseren en waarom wordt er zo gigantisch veel mee verdiend? Wie het weet mag het zeggen.
Een paar weken geleden had ik het ook al gezien, een leerling waarbij de voorpartij van het haar, de pony dus, flink schuin geknipt was. Het haar hing in een diagonaal over het voorhoofd. Tijdens het lesgeven werd mijn aandacht daar steeds heen getrokken, maar ik kon het weerstaan om er een opmerking over te maken. Natuurlijk staat zoiets niet of zich zelf en het duurde dan ook niet zo lang voor ik een tweede leerling, wel van een geheel andere opleiding, met een dergelijk geknipt kapsel in school zag rond lopen. Ik moest onwillekeurig even denken aan de uitdrukking die mijn moeder sltijd gebruikte als er een rok scheef hing. Dan plachtte ze te zeggen; "Scheef dat juffert". Ik had en heb geen idee wat die uitdrukking ook moge betekenen.
Deze week zat er opnieuw een meisje met de haren op deze manier geknipt heel trouwhartig naar mij te kijken. Dit maal was het een meisje bij wie ik het niet zo snel verwacht had. Het was niet zo'n uitdagend geklede leerling met zo'n superkort spijkerrokje waarbij het kruis van de weliswaar dikke wollen maillot net wel of net niet helemaal zicht baar wordt, nee dit keer was het een zeer braaf uitziend meisje. En ik moet zeggen, het staat wel grappig. Het maakt haar net iets pittiger dan ze was.
Toen ze later in de les in bezig waren met een opdracht en ik de leerlingen langs ging, kon ik het niet laten om haar te vragen of de kapper niet meer recht kon knippen. Ze keek me stralend aan. "U vindt het vast niet mooi", zei ze, "mijn moeder vindt het ook niet mooi, maar ik vind het zelf wel mooi. Ik moet steeds een beetje lachen als ik in de spiegel kijk en mijzelf zie". Ze zei het op een hele gedecideerde toon en ik besefte op dat moment dat het voor haar een hele stap moet zijn geweest, iets te doen tegen de mening van haar moeder in. Het meisje is heel duidelijk bezig zich los te weken van haar moeder om een eigen persoonlijkheid tegaan worden. Met een "ik moet er wat aan wennen", liet ik het in het midden of ik het nu wel of niet mooi vind.
Het is grappig om te zien hoe de modewereld toch telkens weer iets nieuws weet uit te vinden. En ik blijf het boeiend vinden om te zien hoe de leerlingen hier mee om gaan en het aangrijpen om hun eigen losmakingsproces met de ouders vorm te geven en op zoek gaan naar een eigen identiteit.
Ook ik heb natuurlijk een mening over Obama. Bij de kandidaatstelling heb ik even getwijfeld voor wie ik nu moest kiezen, voor de vrouw, Hillary in dit geval, of voor de gekleurde man Obama. Toentertijd heb ik gekozen voor Obama en ik heb daar geen spijt van.
De verdere campagne heb ik niet zo gevolgd, ik heb dan ook weing toespraken van hem gehoord of gezien. Zowel zijn verschijning als zijn toespraak tijdens de inauguratie spraken mij wel aan. Ik vind het een charmant ogende man. Hij weet bij mij het gevoel over te brengen naast behoorlijke kennis ook zeker over enige levenservaring te beschikken.
Er waren weinig applausmomenten, maar zijn speech stond dan ook niet bol van de demagogische uitspraken. Het laatste houdt zeker verband met het eerste. Bij mij scoorde hij zeker toen hij aan het rijtje moslim, boedhist, joods, christen ook de groepering niet-gelovige toevoegde. Volgens mij is dit de eerste keer dat laatsgenoemden ook als een groep aangemerkt worden en volgens mij terecht. Amerika is een smeltkroes van vele culturen en geloven, maar dat geldt ook voor Nederland. Er zal voor iedere stroming of signatuur ruimte en respect moeten zijn om in vrijheid datgene te kunnen beleven waaartoe men zich aangesproken voelt zonder hierin belemmerd te worden en zonder dat men overtuigd moet worden het bij het verkeerde eind te hebben.
En ach, dat Obama de eed voor een tweede keer heeft af moeten leggen maakt, dat hij voor mij alleen maar menselijker wordt. Ik had bijna willen schrijven: gelukkig ook iemand die fouten maakt, maar dat doe ik toch maar niet. Ik mag toch echt hopen dat hij weinig foute beslissingen gaat nemen, want één foute beslissing van hem kan hele grote gevolgen voor de rest van de wereld hebben.
Het was een gewoon vooroorlogs vrijstaand huis waar mijn vriendinnetje in woonde. Net voorbij halverwege het huis stond er dwars op het huis een schutting die de grote achtertuin aan het zicht van de weg onttrok. Een deur in de schutting gaf toegang tot het achterom, wat bestond uit een groot betegeld plein wat weer afgesloten was met een stenen schuurtje en een aangebouwde houten schuur. Daarachter bevond zich een immense groentetuin. Het binnenpleintje en de houten schuur was de speelplaats van mijn vriendinnetje en mij. Ik woonde daar ook een beetje, want de vader van Magda had gezorgd dat er twee schommels waren. Eén voor Magda en één voor mij. Uren hebben we daar geschommeld.
De houten schuur had aan de zuidkant heel veel glas en kon daarom bij koud weer al heel gauw als speelhuis dienen. Ome Heimen, zoals ik Magda's vader noemde, had daar een schoolbord voor ons gemaakt. Een hele grote zodat we daar samen op konden schrijven en we hebben er eindeloos schooltje gespeeld. Ook was er in die schuur ruimte voor 2 binnenschommels. Mijn moeder wilde er nog wel eens vreemd tegenaan kijken dat wij altijd in de schuur speelden, maar ik heb er een heerlijke tijd gehad.
Natuurlijk kregen we van tante Ans zo af en toe een versnapering. Ik was niet echt een meisje die dol op fruit was, maar ja als je iets kreeg moest je het ook opeten. We kregen nogal eens een halve sinaasappel en als het de tijd van het jaar was, en ik denk dat dit de herfst is, was het een bloedsinaasappel. Ik vond het sowieso altijd moeilijk om die halve sinaasappel netjes uit te eten, maar ik had een haat/liefde verhouding met die bloedsinaasappels. Het vreemde rode van de sinaasppel sprak me wel aan, maar om nu die halve sinaasappel zo schoon te krijgen zodat er geen vruchtvlees meer in zat, bleef ik een hele klus vinden. Bovendien gingen mijn mondhoeken er heel vaak pijn van doen.
Nu ik aan het uitzoeken ben welk voedsel wel en niet geschikt voor mij is, moest ik hier opeens weer aan denken. Net zoals melk, pasten sinaasappels niet zo bij mij. Nu lust ik ze wel, maar ik krijg heel veel last van brandend maagzuur als ik ze eet. Sinaasappels heb ik dus ook maar weer van mijn voedingslijst geschrapt.
Bij de start van mijn weblog had ik mij voorgenomen in elk geval elke week, en wel op woensdag, een column te schrijven en daarbij de actualiteit te betrekken. Het is dus best moeilijk, zo heb ik ondervonden, om aan die door mijzelf opgelegde verplichtingen te voldoen. Het kost behoorlijk wat tijd om een goed in elkaar getimmerde column te schrijven. Dat lukt dus lang niet altijd. Of de tijd is er niet of het hoofd zit vol met andere gedachten of gebeurtenissen of de actualitele gebeurtenissen spreken niet zo aan of...... Noem maar op. Er zijn heel veel redenen waaom het er niet van komt.
Deze week is mij wel iets opgevallen waar ik het graag over wil hebben en dat is de grieppromotie. Om van een epidemie te kunnen spreken moeten er aan een aantal voorwaarden voldaan worden. Het aantal mensen dat griep heeft wordt geteld en in kaart gebracht. Daar is op zich niets mee, maar de manier waarop de media, of liever gezegd de radiopresentatoren hier mee om gaan, daar is wel iets mis mee. Het lijkt wel of Nederland een prijs krijgt als aan de voorwaarden van een epidemie voldaan wordt.
Donderdagmorgen bij Sander De Heer ontwaakt op radio 2 bijvoorbeeld. Deze presentator kon geen persoon aan de telefoon hebben zonder de vraag te stellen of hij of zij al griep had gehad, op het punt stond griep te krijgen of dat men de verwachting had de griep te krijgen. Verkouden, een beetje hoofdpijn, kortom alles werd door hem als griep aangemerkt en een paar daagjes lekker even op de bank uitzieken was volgens hem De remedie. Het leek bijna wel een oproep om je een paar dagen ziek te melden. Iedereen heeft het immers, dus kan iedereen er aan meedoen!
Ik kan mij daar zo kwaad om maken. Het zou juist een sport van iedereen moeten zijn om je zo weinig mogelijk ziek te melden. Een verkoudheidje of een hoofdpijntje is best lastig, maar daarmee is bijna diezelfde iedereen wel in staat om gewoon door te werken. Bovendien is dat geen griep. Bij een echte griep is er sprake van een zodanig ziek zijn, koorts, spierpijn en algehele malaise, dat op de been blijven eigenlijk niet meer mogelijk is. Dat is de echte griep, ook wel influenza genoemd en dat is heus geen pretje. Daarover grappen maken lijkt me dan ook misplaatst, zeker wanneer er elk jaar weer een aantal mensen aan overlijden.
Thuis heb ik de radio uitgezet en even later,onderweg naar mijn werk, heb ik maar naar en CD geluisterd. Nee, dit keer geen luisterboek, maar een rustgevende CD met klassieke muziek. Kon ik even afkoelen. Dat vond ik in dit geval wel zo gezond. En ik ga ook niet meewerken aan de http://www.degrotegriepmeting.nl/. Als ik de griep krijg zal ik dit stillekens uitzieken en mocht u lezer, de griep hebben wanneer u dit leest, dan wens ik u van harte beterschap. Dat dan weer wel.
Enigszins gedeprimeerd ging ik op weg naar de laatste leerling. Ook deze leerling zou geen voldoende krijgen voor haar stageperiode of zoals het nu heet, haar BPV - dit staat voor Beroeps Praktijk Vorming - van het afgelopen half jaar. Acht van de vijftien leerlingen die een onvoldoende scoren vind ik best wel veel. Ik heb heel andere ervaringen. Bij de opleiding WELZIJN kwam het ook wel eens voor dat een leerling met een onvoldoende beoordeeld werd, maar daar was het echt een uitzondering. Nu, in dit half jaar, bij deze opleiding zijn het er meer dan de helft en dat ben ik niet gewend. Misschien heeft het er mee te maken dat er aan de opleidng ZORG iets meer concrete eisen worden gesteld. De opleiding in zijn geheel is wat concreter en dat laat zich ook wel verklaren. Bij het injecteren, medicijnen delen, wondverzorgen, catheteriseren en andere verpleegtechnische handelingen kan nu eenmaal niet met eigen interpretatie gewerkt worden. Bij het opvoeden of begeleiden van kinderen of andere cliënten bestaat die ruimte wel. Daar zijn in ieder geval marges.
Het zijn nooit de leukste gesprekken als er een onvoldoende valt en al helemaal niet als de leerling niet voortijdig door de praktijkbegeleidster van de instelling op de hoogte is gesteld. Gelukkig was dat deze middag wel het geval, alhoewel ik het zelf vooraf bij het eerste BPVbezoek van deze middag niet had ingeschat. Ik was er van uit gegaan dat deze leerling na de tussenevaluatie er in geslaagd zou zijn haar tempo wat op te voeren en haar inzicht wat aan te scherpen. De vooruitgang die geboekt was, bleek toch te minimaal te zijn. Hoewel ik het wel sneu voor mijn leerling vind, kan ik wel waardering opbrengen voor het standpunt van de praktijkbegeleidster. Zij zien de stagiaires als mogelijke toekomstige collegae en met de enorme werkdruk die er tegenwoordig in de verzorgingstehuizen schijnt te zijn, is men wel een stuk realistischer geworden. Het voordeel van de twijfel van: "misschien komt het in een volgende stage wel goed" wordt niet meer gegeven. Men is zich er tegenwoordig heel goed van bewust dat, om de werkdruk voor zich zelf niet nog hoger te maken, men er bij gebaat is om er voor te zorgen dat er in de toekomst alleen collega's kunnen worden aangenomen die kwalitatief ruimschoots aan de gestelde eisen voldoen.
Als docente verbonden aan de opleiding zal ik er toch op toe moeten zien dat de lat niet al te hoog gelegd gaat worden. Met de onvoldoendes van vandaag kon ik het wel eens zijn. Bij de één ontbrak het echt aan tempo en overtuigingskracht en bij de tweede was het een kwestie van de stageopdrachten niet uitgevoerd te hebben. Nu zijn stageopdrachten geen doel op zich maar wel een middel om te leren, en ja als dit niet opgepakt wordt kan een stage doodeenvoudig niet een voldoende worden. Het leren moet ergens meetbaar zijn. Deze keer heeft het voor de leerlingen nog niet echt konsequenties. Ze mogen door naar een volgende stage. Ik hoop wel dat het hen duidelijk is geworden dat het stage lopen in een verzorgingstehuis echt menens is. Met het stagiaire worden zijn ze toch echt in de grotemensenwereld gestapt.
Ik herinner het mij als een mooi gezicht, de twee kratten vol met die kleine melkflesjes van het formaat kwartliter, met hun felle blauwe doppen. Het rammelde ook zo leuk als de melkboer 's morgens de twee kratten kwam afleveren. De kratten werden in de hal van het schoolgebouwtje gezet. Vervolgens pakten de beide juffen een krat en droegen dat het klaslokaal binnen. En dan ging het fout. In mijn ogen dan. Zeker als het gevroren had. Dan zette de kleuterjuf de kratten dicht bij de verwarming, zodat de ergste kou er af zou zijn als wij, de kleuters, de melk op moesten drinken.
Ik vond dat heel erg, want ik lustte geen lauwe melk. Eigenlijk lustte ik helemaal geen melk, maar als deze goed koud was, dan had de melk minder smaak, waardoor ik iets minder moeite had om het flesje leeg te krijgen. Warme melk lustte ik al helemaal niet. Mijn dagelijkse portie melk kreeg ik binnen doordat mijn moeder elke dag een beker chocoaldemelk voor mij maakte. Ook dronk ik wel koffie met warme melk. Koffie-exract, aangelengd met heel veel melk, maar een extra flesje melk was altijd goed, zo was toen de gedachte.
Het was elke dag een strijd om op de kleuterschool die extra melk naar binnen te krijgen. Een strijd voor mij en een strijd voor de juf. Tijdens een huisbezoek kwam dit alles ter sprake en de juffrouw deed aan mijn moeder het vriendelijke verzoek om mij te laten stoppen met het schoolmelkplan. Mijn moeder stemde er in toe. Ik behoorde vanaf dat moment tot de paar kleuters die een uitzondering waren omdat ze geen melk dronken.
Ik schoot in de lach toen ik bij mijn speurwerk naar het prikkelbare darmsyndroom tegenkwam dat mensen met deze kwaal niet altijd goed melk verdragen. Had ik mijzelf in de laatste tien jaar eindelijk aangeleerd om melk te drinken...... U begrijpt het al, uit voorzorg stop ik hier maar weer mee.
Stukje bij beetje begin ik de symptomen te herkennen. Het begint als een klein krampje onder in de buik. Het is een beetje vergelijkbaar met de krampjes die horen bij de ongemakjes van de maandelijkse stonden, maar toch net weer wat anders. Tegelijkertijd neemt de gasvorming in de buik toe. Soms verdwijnen deze klachten na een paar dagen en dan haal ik weer opgelucht adem, maar soms verergeren deze klachten zodanig, waardoor het een paar dagen onmogelijk is om een gewoon dagelijks leven te kunnen leiden. Deze week was dat "soms" de vierde maal binnen een half jaar. En ervaring doet leren.
Eergisteravond kreeg ik het op een onverklaarbare wijze heel erg koud. De volgende morgen merkte ik bij het opstaan dat ik nog steeds erg gevoelig was voor kou. De krampjes in de buik groeiden die dag uit tot een stevige pijn in de onderbuik en om mij niet steeds in een ongewenste geur te hullen bezocht ik regelmatig het toilet. In de loop van de dag merkte ik dat ik erg moe was en weinig van anderen kon verdragen. Het neuriën van een collega werkte op mijn zenuwen en ik besloot vroeg naar huis te gaan. Onderweg maakte ik het plan om de volgende dag, vandaag dus, toch maar een afspraak met de huisarts te maken, want bij elk stap die ik zette had ik behoorlijk pijn. Het hele gedoe was vergelijkbaar met eind november en ergens in oktober. Ik had toen de huisarts de belofte gedaan dat ik bij pijnklachten terug zou komen. Hij geloofde toen al niet zo in bekkenistabililteit.......
Vannacht werd ik wakker van hevige pijn in de onderbuik. Even maakte ik mij zorgen dat het misschien een blindedarmontsteking was. Dan zou het gevaarlijk kunnen zijn als deze door zou breken, maar omdat dit nu al de vierde keer was dat ik deze hevige pijnen had, was het niet zo moeilijk die gedachte te verwerpen en gewoon rustig te wachten tot het weer dag werd. Er zat niets anders op dan mij vanmorgen maar ziek te melden, werken was gewoon onmogelijk. Na de ziekmelding maakte ik een afspraak met de huisarts en ik werd in de loop van de morgen bij hem verwacht.
Ook hij begon er zo langzamerhand een patroon in te ontdekken. Het zou een darmprobleem kunnen zijn. Van tijd tot tijd kon ik last hebben dat er een uitstulping van de dikke darm ontstond en dat dit een kleine ontsteking veroorzaakte waardoor ik iedere keer geplaagd werd door een hevige pijnaanval die na het verdwijnen van de ontsteking weer verdween. Onschuldig maar wel erg lastig zo was zijn commentaar. Hij heeft medicijnen voorgeschreven en hij had goede hoop dat ik hiermee de kwaal aardig kan beteugelen. Zeker als er zich weer zo'n pijnaanval voordoet. Op dit moment is de pijn weer grotendeels verdwenen, alleen ben ik dan een paar dagen nog wel heel erg moe. Maar als dat voorbij is dartel ik weer als een gewoon gezond mens rond zo is gebleken. Dus ik denk zondag gewoon naar de verjaardag van dochterlief te kunnen gaan om vervolgens maandag weer aan het werk te gaan.
Ik hoop dat de medicatie inderdaad aanslaat, zodat ik over veertien dagen, bij controle van de huisarts, niet naar de internist doorverwezen hoef te worden, want de onderzoeken bij zo'n specialist zijn meestal geen pretje.
Zo langzamrhand neemt het ritme van de alledaagse dingen haar gewone plaats weer in en lijkt het of de grootste hobbels weer wat glad gestreken zijn. Nieuwjaarsdag bleek mijn vader nogal ziek te zijn en ben ik tussen alle bedrijven door bezig geweest om hem te verzorgen. Maar het is gelukt, met wat extra zorg en aandacht en wat pillen van de huisarts is hij weer op de been. Onder het strijken van zijn was die ik mee naar huis genomen had en met het uitzicht op het strijkboutje waarmee ik als kind heel veel gespeeld heb, bedacht ik deze mooie openingszin. Ik ben een mens die wel van strijken houdt. Heerlijk alles kreukvrij maken en ondertussen lekker even mijmeren over van alles en nog wat.
Al strijkend kan ik mijzelf nog zien spelen met dat stijkboutje. Een hele diepe wens van mij was om ook nog een strijkplankje te krijgen, maar dat is nooit gebeurd. Het strijkboutje was wel hittebestendig en mocht meestal op de kachel warm gemaakt worden. Je zou zo denken dat ik op de hoek van de tafel heel wat zakdoeken en theedoeken zou hebben gestreken, maar niets is minder waar. Ik heb slechts flanellen poppenpyamaatjes gestreken. Mijn moeder deed namelijk de was niet zelf. Met een man die in een wasserij werkzaam was, lag dat ook niet zo voor de hand. En nu, zo heel veel jaren later, doe ik als dochter de was voor hem.
Dit hele gemijmer sluit naadloos aan bij het boek dat ik in de auto, op weg naar en van mijn werk, aan het luisteren ben. De titel is "Gesloten huis" geschreven door Nicolaas Matsier. Deze schrijver is bezig zijn ouderlijk huis te ontmantelen en beschrijft daarbij vele gebeurtenissen en gedachten vanuit zijn vroege jeugd. Aanmaakhoutjes, kolenboeren die zwart van het gruis zijn, pilopakken, plusfourbroeken, sigarettenmerken uit die tijd, afijn er komt heel wat voorbij wat zo kenmerkend is voor de midden jaren vijftig. Dit is een boek wat zich er uitstekend voor leent om voorgelezen te worden. Het sluit even helemaal aan bij de behoefte om allerlei gedachten over vroeger te ordenen.
Mijmeren, heel toevallig las ik in de Libelle, dat dit een uitstekende manier is om in een beter humeur te komen. Terugdenken aan die goede oude tijd geeft kennelijk een goed gevoel. Mij in ieder geval wel, ook al weet ik dat vroeger lang niet alles positief was. Vroeger was alles niet beter, maar met het feit dat die tijd afgerond is lijkt het of het overzichtelijk is geworden en dat geeft voor het nu een rustig en een prettig gevoel. Dat verklaart voor mij wel waarom ik zo van mijmeren houd.
Eigenlijk ben ik zelf niet zo opgegroeid met het idee dat het belangrijk is om lid te zijn van een club. In ieder geval werd daar niet de nadruk op gelegd. Mijn ouders waren kerkelijk betrokken en van daaruit ontsproten als het ware vanzelf wel de sociale contacten. Ik ben vanafmijn zevende lid geweest van de padvinderij, maar waarom ik nu juist daar lid van geworden ben weet ik niet. De jongste zus van mijn vader heeft ooit iets met padvinderij gehad en met het idee 'dat is wel leuk voor Hanscke' ben ik op een zaterdagmiddag zonder enige verdere uitleg door mijn moeder bij de kabouters gedropt.
Mijn moeder was lid van de vrouwenvereniging, gelinieerd aan de vrouwen van de kerk. Mijn vader was lid van een muziekkorps, een fanfare. Hij speelde tuba. Dat vond mijn broer maar niets, hij wilde liever klarinet spelen. Dat kwam goed uit. Zo kon hij mooi naar de christelijke harmonie, want dat mijn vader bij een muziekkorps van algemene gezindte speelde, was in de ogen van de familie niet helemaal een juiste keuze. Het feit dat mijn vader tuba speelde en dat dit niet in een harmonieorkest paste moest het afvallige gedrag vergoeden. Hoe hij ooit tot die keuze gekomen is weet ik niet. Dat moet ik hem vragen.
Toen ik later zelf kinderen had, vond ik het wel belangrijk dat zij naast de school nog bij één of andere club betrokken waren. Het had voor mij iets van de sociale basis verbreden. Wij waren niet meer kerkelijk betrokken en alleen een schoolgaand leven hebben vond ik wel een hele smalle maatschappelijke basis. Temeer omdat wij geen familie in de buurt hadden wonen.
Helemaal goed beredeneren kon ik het toen nog niet. Nu na krap dertig jaar zou ik het veel beter aan hen hebben kunnen uitleggen. Gistermiddag en vanmorgen moest ik een paar tenniswedstrijden spelen in het kader van de tweede ronde van de onderlinge midwintercompetitie. Aan alle kanten begroette men elkaar met de beste wensen. Voor ons, P. en mij, kwamen er van wijd en zijd nog eens de oprecht gemeende condoleances bij. Kijk, zoiets doet je goed. Het geeft mij in ieder geval het gevoel niet gans alleen op deez aard te staan. Even de intersse die er is voor datgene wat kortgeleden heeft plaatsgevonden geeft net dat duwtje vooruit. Toen ik naar huis reed, voelde ik mij beslist een stukje beter dan toen ik van huis vertrok en dat kwam niet alleen omdat ik lekker getennist had. Even het verdriet kunnen delen is een belangrijke stap in het verwerkingproces dat plaats moet vinden voor het gewone leven weer echt als gewoon gaat aanvoelen.
Een begrafenis op oudjaarsdag, het blijft een vreemde beleving. Op de drempel naar een toekomst heel defintief een deur naar het verleden dicht moeten doen. Nu weet ik wel dat elke dag zo gezien zou kunnen worden, maar een oudjaarsdag en een nieuwjaarsdag wordt maar één maal per jaar beleefd en dat maakt het zo bijzonder.
Daar we beiden niet de behoefte hadden om rond twaalf uur verschillende mensen de hand te moeten schudden, zijn we dit jaar maar met ons tweeën binnen gebleven en hebben we de eerste uren van het nieuwe jaar voor de buis doorgebracht. Er was bij het programma van de top 2000 heel veel te zien. Nee, ik liep nu niet direct warm voor de artiesten. Ik heb veel meer genoten van het publiek.
Ik heb gezien hoe de muziek mensen vrolijk kan maken. Hoe mensen samen op kunnen gaan in een bepaald nummer van een artiest die dat voor hen zo speciale liedje zingt. Hoe mensen elkaar diep in de ogen kijken en elkaar dan laten zien elkaar aan te voelen en elkaar te begrijpen. Het maakt mensen vrolijk, het maakt mensen blij en het maakt mensen mooi.
Ik hoop dat er in dit jaar weer een dag komt, dat ook ik weer helemaal op kan gaan in iets wat mij cq ons boeit. Dat kan van alles zijn, maar dat ik zeggen kan, ik geniet, ik geniet tot in mijn tenen. Ik zal het u zeker laten weten. Daarbij hoop ik dat ook u, de lezer, veel van deze dagen zult mogen beleven.
|
|